Gezel-lig

Ze zaten samen op hun knieën in de tuin. Voor het huis stond een busje met zijletters: Chr. van der Veen, Tuinonderhoud. Achter het busje de open aanhanger voor het groenafval.

Chr. (waarom heb je als je Christiaan ofzo heet eigenlijk recht op 3 voorletters) was tegen of over de zestig. Naast hem zat een jongen van een jaar of zestien. Meester en gezel, mooi ziet dat er uit. Voor de meester is het gezelliger dan in z'n eentje, voor de gezel is het leerzaam en het houdt hem uit de drugshandel.

Mijn oudste herinnering van gezel-ligheid is die van het vakantiewerk in het ziekenhuis. Ik was vijftien jaar en werd toegevoegd aan een team van twee heren van rond de zestig. Na een korte inwerkperiode zou eerst de ene en daarna de andere op vakantie gaan. Plaats van handeling was de spoelkeuken van het laboratorium van een ziekenhuis.

In de spoelkeuken deed men aan een vorm van hergebruik dat z'n gelijke niet kent. Er werden dingen schoongemaakt die vies waren, in de overtreffende trap. Literkannen met urine van zieke mensen, in kleur variërend van rood tot paars (via geel, groen en blauw), moesten worden geleegd en schoongemaakt. Ontelbare reageerbuisjes met bloed, in verschillende gradaties van stolling werden leeggepeuterd en schoongemaakt. Het dieptepunt van de week was donderdag, want dan werd er poep gekookt. Dat ruikt niet lekker, vooral niet wanneer je daarna de schaaltjes en bakjes mag schoonmaken.

Mijn spoelmeesters leerden me de fijne kneepjes. Het werk was smerig en saai, dus daar moest je je zo snel mogelijk vanaf maken. Snel en efficient. En verder werd er veel naar buiten gekeken, over de polders aan de zuidkant van Dordrecht, want daar stond het ziekenhuis. Dromerig naar buiten kijken en niet veel praten.

In mijn jeugdige enthousiasme vond ik dat in het begin nogal saai, tot ik ook werd ingewijd. Ik was er al een tijdje.
De lege chemicaliënflessen werden namelijk ook bij ons ingeleverd. Niet voor hergebruik, maar omdat ze gevaarlijk waren. Omspoelen en in een aparte krat zetten. Maar sommige flessen gingen niet meteen onder de kraan. Daaruit werden eerst zorgvuldig de laatste druppeltjes opgevangen en verzameld in flessen die in een hoek van het gootsteenkastje stonden. Eéntje met ether, de ander met chloroform.

Als het dan donderdag weer eens oorverdovend stonk kwamen de flessen uit het kastje en gingen ze even rond. Een vleugje was voldoende, niet te diep inademen. En daarna heerlijk zwijgend staren over de polder.

Geen opmerkingen: