Slagwerk

Gisteren heb ik een geweldige uitvoering van de zevende symfonie van Mahler gezien, door het Utrechts Studenten Concert. Dat is een volledig symfonieorkest dat helemaal uit studenten bestaat, die niet eens conservatoriumstudenten zijn.

De zevende van Mahler is geen gemiddeld symfonietje, waarin je met gesloten ogen rustig mee kan drijven. Het is een stuk in vijf delen ("niet klappen tussen de delen in", drukte een meespelend klasgenote me op het hart), waarin echt van alles gebeurt.
Rustig meedeinen met de violen wordt afgewisseld door enorme dissonante akkoorden, tempowisselingen en gevechten tussen verschillende groepen instrumenten over wie nu het thema mag spelen.

Het allermooist is het slagwerk. Bij de meeste symfonieën zit helemaal achteraan een man. Het is altijd een man: slagwerk is nu eenmaal mannenwerk. Bij de strijkers zie je meer vrouwen en dat hoeft ook niemand te verbazen.

Nu is het niet bepaald een macho baantje hoor, slagwerker. Het klinkt leuk, maar volgens mij kun je nog beter altviolist zijn (en dat wil wat zeggen).

Maar goed, daar zit dan achterin zo'n man, ingespannen de partituur meelezend. Hij doet niets! Lijkt volledig nutteloos een rokkostuum te hebben gehuurd. Maar dan, rond maat 745 staat hij op. Slagwerkers bewegen altijd in slow-motion. In slow-motion en met uiterste behoedzaamheid tilt de slagwerker een triangel op van een tafeltje en gaat klaar staan, al die tijd z'n ogen verkleefd met de partituur, alsof de dirigent plotseling een paar maten overslaat als hij even niet op zou letten.
Dan, in maat 812 slaat hij op de eerste en de derde tel op de triangel. Ook zo tragisch aan slagwerkers vind ik dat ze hun slagwerk bijna nooit gewoon uit mogen laten klinken. Bijna altijd knijpen ze er na een paar tellen in of houden hun hand er op, terwijl die triangel best nog wel even door wil galmen. Mag niet van de componist.
Geheel niet gefrustreerd legt hij vervolgens met dezelfde behoedzaamheid de triangel neer en gaat weer zitten. De werkdag zit er weer op.
Maar de slagwerker is solidair. Ook al heeft hij niets meer op het podium te zoeken, hij blijft gewoon zitten en meelezen, met dezelfde concentratie als daarvoor.

Zo niet vanavond! Er was een uitstekend op elkaar ingespeeld team van zes (!) slagwerkers, die op en met alles geslagen hebben wat ooit bij elkaar verzonnen is. Natuurlijk triangels, maar ook bekkens, een tamboerijn, een heeeeele grote trom, een gong, koeiebellen in allerlei soorten en maten, veeeel paukengeroffel en een stellage met vier stukken plaatstaal. Geen idee hoe dat heet. Eentje ging zelfs met bezempjes op de zijkant van die heeeele grote trom slaan.

Maar als je nu een beeld voor je ziet van een gezellige chaos waarbij iedereen er lekker ritmisch op los mept, dan zie je het verkeerd. Ieder tikje, iedere klap, ieder veegje is met rituele zorgvuldigheid uitgevoerd, de ogen gericht op de partituur. Want je zou je gigaknal met die bekkens toch eens net een halve tel te vroeg doen...

Respect voor het Utrechts Studenten Concert, maar zeker voor de slagwerkers.

2 opmerkingen:

Anoniem zei

Zeker respect! Daar had ik ook wel bij willen zijn! Maar goed, ik kan natuurlijk niet óveral met mijn nieuwsgierige neus vooraan staan.
Ok Ben, ik zal je niet meer pesten. Speciaal voor jou:
Een logje over Jan Siebelink op mijn log! :-)

Anoniem zei

Dat spreekwoordelijke triangeltje kom ik niet zo vaak tegen hoor, zeker in symfonieën zit meestal wel enig vuurwerk voor de slagwerkers. Wat ik ook altijd zo mooi vind: hoe ze als katten tussen de slagwerkonderdelen heen en weer sluipen, hoe ze de dirigent begluren en hoe behoedzaam en geluidloos ze hun rammeltjes kunnen terugleggen.
Ik kijk graag naar slagwerkers.
Oh ja, en er zijn ook vrouwen hoor, maar inderdaad, meestal potten.