De vierde wand
Verdriet. Daarin was het prettig vluchten. Diep snottend, adembenemend verdriet. Want tranen en diepe snikken lieten geen ruimte voor gedachten. Gedachten die vertelden dat het altijd zo zou blijven, gedachten over eenzaamheid die nooit over zou gaan, gedachten over de mislukking, die nu al onomstotelijk vaststond.
We kwamen uit andere werelden: hij van de straat, ik uit de boeken. Hij had geen respect voor mij en liet niet na dat te uiten. Het bleef een ongelijke strijd. Het vermijden van die strijd was van levensbelang. Daarmee leerde ik mensen lezen.
Verdriet en mijn kussen. Het kussen, dat geduldig mijn tranen, snot en kwijl absorbeerde, mij zachtheid gaf en iets om me aan vast te houden. Mijn kussen begreep me en als ik weg zou gaan zou ik alleen mijn kussen meenemen, dat wist ik.
Natuurlijk ging ik nooit weg. Niet lichamelijk althans, wel geestelijk. De vierde wand werd langzaam hoger. De voltooing van de wand viel samen met het begin van de puberteit. Geen kwetsbaarheid meer, geen contact meer. En nooit meer huilen! Het lukte me om door mensen vooraf snel en goed te lezen onzichtbaar te zijn, geen aanleiding te geven.
Verdriet en mijn vader. Hij, mijn afwezige vader, was het die mij in gedachten troostte en die ik in mijn fantasie opblies tot grote proporties, die ik bovenmenselijke kwaliteiten meegaf. De realiteit kreeg nooit de kans door te dringen tot deze fantasie.
Binnen de rust van de vier wanden lukte het om eigenwaarde op te bouwen en iets van zelfvertrouwen, omwikkeld door wantrouwen en cynisme. Het lukte niet om echt contact te maken, noch met de totaliteit van mezelf, noch met anderen. Voor het contact met de buitenwereld gebruikte ik het wisselende gezicht dat ik inmiddels zo goed kon bedienen. Klantvriendelijkheid ten top: voor iedereen een masker op maat, gebaseerd op wat ik in de mensen las bij het eerste contact.
Het is eenzaam, achter de vierde wand, maar vooral veilig. Het voelt er zoals ik me kan voorstellen dat een anti-depressivum werkt: de dalen volgestort, de toppen afgevlakt. Geen reden voor diep verdriet, geen reden voor euforie.
Tot het moment dat de werkelijkheid zich zo dwingend opdrong dat de wand het niet meer hield. Vader, kussen, verdriet en verstand stortten in scherven ineen en het leek of het huilen nooit meer ophield.
Naakt voelt het leven nu tussen drie wanden. Iedereen kan naar binnen kijken en me zien. Ook mijn lelijkheid en mijn onvermogen. Maar de wereld kan me raken en ik kan de wereld raken.
Ik kan de vierde wand missen.
- Met dank aan Arthur Japin voor het beeld van de vierde wand -
Geen opmerkingen:
Een reactie posten