Watje
Daar stond hij dan. De baksteen in z'n hand voelde zwaar. Hij stelde zich voor hoe de ruit met de sierlijke reclameletters straks in duizend scherven uit elkaar zou spatten en er een alarm af zou gaan. Symbolisch was wel dat de gehate naam er zo prominent op prijkte: "J. Smeek, Juwelier".
"Smeek", de naam die hij dertien jaar lang opgedrongen had gekregen. Het was niet zijn eigen naam en zou het ook nooit worden. Net zo goed als hij nooit iets anders dan "pa" uit z'n mond zou krijgen als hij de man aansprak. In het begin was het nog "oom Jaap", maar de schone schijn moest opgehouden worden. Hij moest de zoon lijken van een succesvol gezin in een doorzonwoning en niet de bastaard die hij eigenlijk was. De man hield van schone schijn, daarom was hij ook juwelier, waarschijnlijk.
De man hield er ook van dat de dingen liepen zoals hij graag wilde. Als hij thuis was mocht er geen lawaai zijn, moesten er biefstukjes voor hem gebakken worden en mocht niemand door de TV heen praten. En als iemand het daar niet mee eens was vielen er klappen.
Hoewel de zoon prettig was voor de schone schijn was het verder een watje. Altijd met z'n neus in de boeken, nooit buiten, snel huilen. Niet geschikt voor de handel. Die jongen moest eens wat harder aangepakt worden, maar als hij dat probeerde stond altijd die vrouw in de weg. Die moest de klappen dan maar opvangen en doorgeven.
De jongen leerde de man haten. Haat was onbekend in z'n vierjarig leven, maar iedere avond dat hij zag of hoorde hoe z'n moeder geslagen werd, groeide het. Na dertien jaar was het genoeg. Hij stond aardappels te schillen -watje als hij was- toen weer het geluid van onbeheerste woede uit de huiskamer kwam. De man stond over z'n moeder gebogen en raakte haar waar hij haar al zo vaak had geraakt. Overal.
Waarom is het na dertien jaar opeens genoeg? Het aardappelschilmesje zorgde ervoor dat de klappen ophielden. Z'n moeder moest het voortaan alleen opnemen tegen de man. Hij werd ergens anders ondergebracht.
Maar de boosheid bleef. Dus stond hij daar, met de baksteen. Eindelijk kon hij de man raken, in de schone schijn.
Maar omdat hij echt een watje was, legde hij de baksteen weer neer.
Hij zou het op een andere manier op moeten lossen.
2 opmerkingen:
Ik ben het niet eens met de mening van de hoofpersoon. Ik vind hem geen watje. Als hij zou doen wat hij met die baksteen van plan was, waar ik me overigens iets bij kan voorstellen, verlaagt hij zich tot het niveau van zijn "pa".
Mooi geschreven Ben!
Indrukwekkend. En wat een dilemma.
Een reactie posten