Love Boat

Het was zomer en we zaten op de fiets. Heemskerk hadden we met succes achter ons gelaten, na de Appie te hebben geplunderd voor croissants en lekkere lunchspullen. De polder van Noord-Holland lonkte, de zon scheen en de wind blies vanuit het zuidwesten. Dat we Franeker nog moesten halen en hoe ver dat precies was, was niet zo relevant.

Heerlijk om zo met mijn stoere kinderen op weg te zijn, de afgelopen dagen. We hebben gefietst en gekampeerd. De wind was ons gunstig gezind en de regen kwam pas nadat we onze bordjes pasta met rijk gevulde saus leeg hadden, zodat we onder het kleine koepeltje naar de regenkletter konden luisteren.

De dag naar Franeker was ons hoogtepunt. We hebben 127 km gefietst en zijn over de Afsluitdijk gevlogen met wind en zon mee. Dat de camping leeg en ongezellig was, een boerenweilandje in het vlakke Friese land, was niet meer zo relevant. Eten, douchen en slapen.

Om half vier werd ik wakker en ook naast me voelde ik beweging. Naast onze tent stond een vrouw. Dat was duidelijk, want ze zong. Hard. Het thema van "Love Boat", een TV serie uit de tijd dat soaps nog series heetten. Geen slechte stem, maar wel raar om dat midden in de nacht te doen. Net toen ik eens wilde gaan vragen of het wat minder kon, veranderde het zingen in praten. Onsamenhangende dingen. De naam van de campingmeneer en "marine" en nazi uitroepen. Daarna werd het Wilhelmus ingezet en verwijderde de vrouw zich naar de achtergrond, nog steeds onsamenhangend brabbelend.

Met twee kinderen naast me voelde ik me kwetsbaar. Allerlei scenario's meldden zich in mijn hoofd. Een raid van neonazi's? Een afgewezen lief van de campingbaas die zich kwam wreken? Een slachtoffer van ongewenste intimiteiten op een marineschip. Dat zou de "Love Boat" verklaren. Ik bleef liggen, de adrenaline verwensend die zich ongewild in mijn lichaam ophoopte. Rond een uur of vijf meldde de vrouw zich weer, nu slechts onverstaanbaar pratend. Ik hoorde een rits open en dicht gaan en viel gelukkig daarna in slaap.

's Ochtends bleek de dader een meisje van een jaar of twintig, dat een tentje had aan de andere kant van de heg waar wij tegenaan stonden. Toen ik naar haar toe liep om te vragen waar de voorstelling van de afgelopen nacht op sloeg, keek ze me wet wilde en bange ogen aan en vroeg of ik haar met rust wilde laten. Dat heb ik gedaan.

Het was het begin van een vermoeide dag, voor ons alledrie. Groningen was ver en de wind was gedraaid. De kilometers van de vorige dag zaten nog in ons lijf. En dat rare meisje in mijn hoofd.

Geen opmerkingen: