Fin

Veel mooier dan "The End" vind ik het altijd als er "Fin" staat, aan het einde van een film, ook als het helemaal geen Finse film geweest is.

Dit is mijn 300ste schrijfsel. U kwam ruim 7000 keer lezen in het afgelopen jaar en hebt ruim 11000 keer op mijn weblog geklikt. Ik ben ongeveer een jaar geleden begonnen en heb dus ongeveer 60 keer gespijbeld.
En nu ben ik klaar. Ik heb een jaar lang mijn gedachten en gevoelens, mijn geluk en verontwaardiging, mijn lied en mijn leef met jullie gedeeld. Ik ga ze nu weer reserveren en delen met mensen die ik aan kan kijken en aan kan raken.

Toen ik begon wist ik niet dat ik kon schrijven en dat ik schrijven leuk kon vinden. Het is mooi om te ontdekken dat ik dat talent heb.
Ik heb zelf dingen ontdekt en heb ook mensen de kans gegeven om mij te ontdekken, zonder dat ik vooraf kon voelen of ze wel "veilig" waren. Het is fijn dat ik dat heb gedurfd: bloot op internet gaan liggen met mijn mening over wat rechtvaardig, grappig of mooi is en dan wachten op wat er komen zou. Heel Nederland kon me lezen en genadeloos neersabelen in een vlijmscherp commentaar. Het is bij één negatieve reactie gebleven.

De aanleiding om te stoppen is, zoals zo vaak, iets kleins. Ik kwam er achter dat het deel van Utrecht waar ik woon helemaal geen "Oog in Al" heet, ook al noemt de volksmond het wel zo. Officieel heet dit stukje Utrecht "Halve Maan" [Haalve Moan].
De achterliggende oorzaak is dat ik wat dieper wil gaan graven. Spitten op de vierkante meter, in plaats van mijmeren over het leven van alle dag. Een soort antitwitteren.

En natuurlijk gebeuren er allerlei leuke dingen die een stukje waard zijn, als je hebt besloten te stoppen.
Zoals de BOVAG meneer, die vanmiddag zeurde dat de autobilist "weer eens als melkkoe" en "keihard gepakt" en "we krijgen er niets voor terug". Die meneer zou ik graag eens uitleggen hoe ik me "gepakt" voel als fietser die al decennia meebetaalt aan lelijke asfaltvlaktes en die in de giftige gassen fietst van al die steeds minder schadelijke auto's.
Of het mailtje dat ik kreeg over een initiatief om het woord "gehandicapte" via een Sire campagne de taal uit te werken. Dat sluit prachtig aan bij mijn stukje over debielen.
Of mijn avontuur van vanmiddag bij de uiterst leuke dermatoloog en haar beeldschone assistente, die met z'n tweeen gebogen over mijn "full monty" onderlichaam een groeiseltje hebben weggesneden. Met sappige details over verdovingsinjecties en vlijmige mesjes.
Die stukjes schrijf ik dus niet meer. Genoeg is genoeg en nog meer is ook meer van hetzelfde. En als ik het niet schrijf, kunnen jullie het niet lezen. (Er schuilt een ware Johan Cruijff in mij, wat ik je brom)

Als jullie me na vandaag nog willen vinden, zoek dan naar iemand die diep graaft in de Halve Maan.

Bedankt voor het meewandelen. U was een fantastisch publiek.

Fokke en Sukke

Mijn zoon brak zijn arm, voor de tweede keer in een jaar. De reis naar de polikliniek, het maken van de foto, het gipsen: het werd een soort routine.

Gipsen is trouwens een archaïsch woord aan het worden. Er komt geen gips meer aan te pas, het is een rolletje glasvezel dat nat gemaakt wordt en daarna verstijft. Harder en lichter dan gips, tel uit je winst. Hoewel, het is vier keer zo duur als gips, wist de gipsmeneer te vertellen.

Vervelend voor zoon, die z'n sport weer een paar dagen moest laten schieten. Maar de pleister op de wonde was zoet, al is dat vreemde beeldspraak in dit verband (hihi).



Jean Marc van Tol signeerde bij Broese (of Selexyz, daar wil ik vanaf zijn). Voor wie er niet meteen een belletje rinkelt: Jean Marc van Tol is de geestelijk vader van Fokke en Sukke, die hij met Reid en Geleijnse volledig uitwerkt. Bovendien maakt hij Kort en Triest in de Kidsweek. Geweldige sprookjesparodie.

Zoon is een enorme Fokke en Sukke fan. En zoon heeft nu een gipsarm met een originele Jean Marc van Tol er op, met Fokke met mitella. Reken maar dat die gipsarm ingelijst gaat worden!

Charlie

Charlie is voor één weekend mijn held. En dat is bijzonder, want Charlie is een VVD'er en daar heb ik niet bijzonder veel affiniteit mee.

Tot zaterdag wist ik niet eens van het bestaan van de beste man, maar zaterdag trad hij op tijdens het partijcongres waarin besloten werd over het lot van Marc en Rita. Via de zegening van internet TV was het gehele congres te volgen. Mooie TV: zelfs mijn oude buurman Jan was in een glansrol te zien achter de voorzittershamer. Wat Oog in Al toch aan pareltjes voortbrengt.

De uitslag van het congres is inmiddels historie. De conclusie die we kunnen trekken is dat de ledenpopulatie van de VVD een andere samenstelling heeft dan de kiezerspopulatie. Ik vrees dat dat bij de eerstvolgende verkiezingen te merken zal zijn.

Charlie Aptroot is VVD fractielid en medestander van Rita Verdonk. In een indrukwekkend betoog liet hij zaterdag weten dat hij het er niet mee eens was dat Rita was weggestuurd en dat hij twijfelde of hij in de Tweede Kamer kon blijven nu dit besluit was genomen. Tot zover niets nieuws.
Wat Charlie tot mijn held maakt, is dat hij meteen verklaarde dat de zetel die hij in de Tweede Kamer bezet hield niet aan hem hoorde, maar aan de VVD. Mocht hij vertrekken, dan liet hij zijn lege stoel achter voor de VVD fractie om hem in te vullen.

Hulde! Er zijn te veel akelige mannetjes en vrouwtjes geweest in de afgelopen jaren die hun zetel als persoonlijk beschouwden, inclusief aandachttrekker Wilders. Het is volgens mij een lek in onze democratie dat mensen op persoonlijke titel een "groep" kunnen vormen en vrolijk naar eigen believen volksvertegenwoordiger gaan zitten spelen.

Zo niet Charlie. Hij heeft zijn mening niet ondergeschikt verklaard aan de partijmores, maar trekt wel de juiste conclusie: als je gaat, lever dan je stoel in bij de partij namens wie je in de kamer zit.

Wellicht is er toch nog hoop voor de politiek.

Eekhoorn en Mier

Niemand wist waar iemand anders was. En iedereen wachtte op de lente.

Toch kon de eekhoorn het niet laten een heel klein briefje aan de mier te sturen. Tot zijn onuitsprekelijke genoegen kreeg hij op de allerlaatste dag van het jaar een briefje terug. Een felle sneeuwstorm blies het envelopje onder zijn voordeur door, liet het door zijn kamer dwarrelen en schoof het door een kier de kast in.

‘Hallo eekhoorn!’ schreef de mier en de eekhoorn prikte het briefje op de binnenkant van zijn kast en keek ernaar zolang het winter was en iedereen zich verborgen hield.

‘Hallo mier,’ zei hij zo nu en dan tegen het briefje. Zo ging de tijd sneller en minder saai voorbij.




Toon Tellegen heeft de Constantijn Huygensprijs 2007 gewonnen. Eindelijk eens iemand die hem wat mij betreft ook totaal helemaal verdient.

En het mooie is dat een boek van hem helemaal op internet staat, inclusief prachtige afbeeldingen. Klik hier en smul van de prachtige verhalen. In het begin misschien even wennen.

21 minuten

Hoera, we zijn gelukkiger dan twee jaar geleden. Ik wist het wel, dat ze aan het wachten waren met het naar buiten brengen van die conclusie tot ik die enquete had ingevuld. Gisteravond heb ik het eindelijk gedaan, na een stortvloed van reclamespotjes ("Dit jaar zoekt u bij elkaar 3 uur naar uw sleutels, staat u 17 uur poespoespoes te roepen en met brokjes te rammelen, zit u 200 uur op de wc, waarvan 20 uur vegend, poetst u 12 uur uw tanden, wat 12 uur te weinig is en als u man bent wast u 2 minuten uw handen na het plassen. Totaal. Per jaar.")

En vanochtend werden de resultaten al gepresenteerd. Wij zijn gelukkiger dan twee jaar geleden. Fijn, he. Maar dat wisten we in februari ook al: wij zijn gelukkig en onze kinderen ook. Zou dit een subtiele vorm van hersenspoeling zijn? Elke keer publiceren dat uit onderzoek is gebleken dat we gelukkig zijn. Dan gaan we het vanzelf geloven. "Ik ben gelukkig, geloof ik"; Een variatie op een thema van vroeger tijden: "Ik geloof, dus ik ben gelukkig".

Dat ze die conclusie hebben kunnen trekken uit die rare vragen lijst, kan ik me niet goed voorstellen. Of misschien was het ook wel heel logisch. De vragen waren zo opgesteld dat ze alleen begrepen werden door de hoogopgeleide metrosexueel.

Bijvoorbeeld:
Welke van de volgende mogelijkheden zou u overwegen om de politiek te beïnvloeden, naast al dan niet gaan stemmen bij verkiezingen?
Jaa, eeuuh... Even hoor... Jaa, eeuuh...Verdonk misschien? Is dat het goede antwoord? Of toch Wilders?

En die metrosexueel is natuurlijk heel gelukkig. Sowieso is iedereen heel gelukkig als die rottige vragenlijst is ingevuld. "Pfff, ook weer gebeurd. Dan kan ik nu tenminste m'n sleutels weer gaan zoeken."

Maar het mooiste is het begin. Dan heb je nog de illusie dat het best grappig kan worden. In het begin van de lijst staat de waarschuwing:
In verband met de lengte van de vragenlijst, krijgt u niet alle vragen / stellingen voorgelegd.

9-13

Weet u nog waar u was op 13 september 2001?
............
Nee?
............
Ik ook niet.
Gek hè?

Plant

Mijn nieuwe tuin heeft een pergola. Dat zijn drie rechtopstaande palen met een dwarsbalk er op. Het is de bedoeling dat daar straks een prachtig bladerdak op gaat verschijnen en dus heb ik allerlei klimplanten naast de palen neergezet. Ik volg de vorderingen van die klimmers nauwgezet.

De klimplanten hebben verschillende tactieken om hogerop te komen. De ene soort groeit dunne uitsteeksels die als ze iets tegenkomen zich daar aan vastklampen, waarna de rest van de plant er parallel aan doorgroeit. Zo:



De andere soort werpt zich met z'n hele hebben en houwen in de strijd, slingert zich om de paal heen en groeit al slingerend omhoog.
Nu vroeg ik me af hoe zo'n plant dat nu doet. Als ik de uitloper tegen de paal aan leg, gaat hij keurig om die paal heen slingeren, als of hij voelt waar die paal is. Leg ik hem andersom om de paal heen, dan slingert hij keurig de andere kant op. Weer zo'n geval waarin je het idee hebt dat de plant zich bewust is van de paal en doelbewust om de paal heen groeit. Ik vond het een enorme knappe prestatie van die plant, tot ik me realiseerde dat het helemaal niets met bewust te maken heeft.

De kant van de stengel die tegen de paal aan zit, zit in de schaduw van zichzelf en krijgt dus minder zonlicht. De buitenkant van de stengel krijgt meer licht en zal daardoor dus iets sneller groeien dan de binnenkant. En dan kan het niet anders dan dat de stengel gaat buigen, precies zo dat hij in een rondje om de paal gaat groeien. Niks bewust of knaps aan, gewoon iets onvermijdelijks dat gebeurt als er meer of minder licht op de stengel valt.

De plant is me er niet minder door geworden, ik vind het nog steeds geweldig dat hij op die manier groeit. Maar het mysterie is verdwenen. De geest is uit de plant.

Laag geletterd

Mijn buurman -van de Wendy actie- werkt met geestelijk gehandicapte mensen. Wat we vroeger "debielen" noemden. Dat bleek een technnisch medische categorie te zijn: debielen, imbecielen, idioten, in oplopende volgorde van gestoordheid.
Als onnozele schooljongen was ik me niet van dat onderscheid bewust. Iedereen die afweek van "gewoon" was debiel, in meer of mindere mate. Eppo was bijvoorbeeld debiel.
Eppo was de (ietwat ongebruikelijke) naam van de zwakzinnige toneel-broer van Willeke Alberti, in een soap die toen nog gewoon serie heette. We hadden in die tijd zo weinig sterren, dat bekende zangeressen verplicht moesten acteren in soaps. En zo werd "een Eppo" een aanduiding voor een debiele jongen.

Toen mijn buurman in het openbaar met micofoon en geluidsinstallatie ging vertellen voor wie hij geld inzamelt, verdronk hij in de politieke correctheid. "Ik werk met kinderen met een verstandelijke beperking", moest hij zeggen van de correctheidspolitie. Na wat goochelen met de termen "kinderen", "verstandelijk", "handicap", "beperkt", "mogelijkheid" en "uitdaging" kwam er uit dat hij werkt met "kinderen met een beperkte handicap".
Arme buurman, hij bedoelde natuurlijk gewoon debielen.

Waar komt die rare gewoonte toch vandaan om mensen die het moeilijk hebben steeds met een andere naam te benoemen? Het rijtje: "gastarbeider, buitenlandse werknemer, allochtoon" kennen we natuurlijk allemaal. En ook beroemd is de "native african american" in plaats van "nigger" en de "inuït" in plaats van "eskimo".

De jongste telg aan de boom hoorde ik vanochtend op de radio. De rapportage ging over analfabeten, maar dat begreep ik pas na een tijdje. Ze bleven de analfabeten namelijk "laag geletterden" noemen. En dat had een reden: die mensen waren niet analfabeet, want ze konden wel een beetje lezen en schrijven. Die nuance lijkt me echt helpen voor een stukje duidelijkheid naar de mensen toe.

Het gaat er volgens mij niet om hoe je mensen noemt, maar wat je er bij voelt. Mijn debielen van vroeger waren gewoon rare mensen, maar dat was verder niet zo'n probleem. Als ik nu hoor praten over "medemensen met een verstandelijke uitdaging", dan denk ik na een innerlijke vertaalslag stiekem: "Ooh, debielen".

Father and Daughter

Ik hou er niet van, weblogs die zich er van af maken met links naar Youtube filmpjes.
Maar wegens somberte moeten jullie het er maar mee doen. Het is ook een somber en sloom filmpje. Maar het raakt wel dieper dan spannende snelle filmpjes.

Heel Holland Helpt

Het is nu echt zo ver. Dieper zakken dan dit kan niet. Ik maak reclame voor een RTL4 programma in dit stukje, dus stop maar snel met lezen. Het belangrijkste van dit stukje is dat Google het leest.

Ik heb, behalve een luidruchtige bovenbuurvrouw, ook nog een hyperactieve buurman met een groot hart. Hij heeft zich opgegeven voor een nieuwe Wendy van Dijk doet tranentrekkende dingen voor de mensheid show onder de naam Heel Holland Helpt. Mijn arme buurman heeft 1000 euro gekregen en een videocamera en de opdracht om mensen blij te maken.

Gelukkig houdt hij niet van stilzitten. Hij heeft het ambitieuze plan opgevat om van die 1000 euro 15000 te maken, zodat de speeltuin opgeknapt kan worden bij een tehuis voor geestelijk gehandicapten.

De eerste activiteit is een sponsor skate en hardlooptocht bij de Maarsseveenseplassen aanstaande woensdag 12 september om 15.00 uur. Wil je Don helpen klik dan hier. Google registreert dat en zet de site hoger in de rangschikking. Dat kan Don wel gebruiken want hij heeft nog precies 2 weken om zijn plannen te realiseren.

Zelf meeskaten of Don sponsoren is natuurlijk nog geweldiger. Enne, de site is nog "under construction".

Statistiek

Dat statistiek moeilijk blijft, wordt treffend geïllustreerd door dit berichtje in het Algemeen Dagblad op internet.

Een op de negen leraren in het voortgezet onderwijs heeft in de klas nog nooit een computer gebruikt. Dit blijkt uit de gisteren verschenen Vier in Balans Monitor 2007 van Kennisnet Ict op school.
In het basisonderwijs lijkt de computer wel onmisbaar, want daar zit slechts 10 procent van de leraren op school nooit achter het scherm.


OK, 1 op 9 dat is volgens mijn rekenmachine 11%. Wanneer 10% de computer niet gebruikt (basisonderwijs) lijkt de computer "wel onmisbaar". Bij 11% op eens niet meer? Dat komt waarschijnlijk doordat je bij "1 op 9" een rijtje met 9 docenten voor je geestesoog ziet, waarvan er ééntje een rood hoofd van schaamte heeft, vanwege digibetisme.
De aanduiding "10%" levert (voor mijn geestesoog) een marktplein vol met mensen op, vanuit de kerktoren bezien, waarvan een groepje een rood petje op heeft. Ach ja, ieder mens heeft het recht om op zijn volledig eigen wijze gestoord te zijn.

Tien procent is voor mij onpersoonlijker en lijkt daardoor al minder dan 1 op 9. Bij 1 op 10 gaat het niet op, want dat zit er zo duidelijk ingestampt als 10%. Maar even een testje voor het gevoel. Wat is méér (zonder te rekenen):

- 1 op 12 of 9 procent
- 2 op 7 of 25 procent
- 3 op 11 of 30 procent
- 5 op 17 of 25 procent

Muurbloempje

Niemand ziet je zitten,
als je nergens bent.

Bart

Bart is bijna eenentwintig, maar ik denk niet dat hij dat zelf weet. Bart
is ter wereld gekomen als een gezond mens, maar is door een medische nalatigheid nu al meer dan twintig jaar een mens dat niet praat, niet voor zichzelf kan zorgen en geplaagd wordt door allerlei complicaties, kwalen en ziekten die optreden als je niet meer goed voor jezelf kan zorgen.

Het wonder van Bart is dat hij vaak in mijn gedachten is. Ik probeer in mijn studie door te dringen tot de essentie van het menselijk brein. De geest, het leven, dat wat ons onderscheidt en ons leven zin geeft. Zijn wij een machientje, dat zo knap is gemaakt dat we het zelf niet kunnen doorgronden, met de illusie van een bewustzijn? Of is er toch die Goddelijke Vonk, die ziel, het bewustzijn, de levenskracht?

Op één of andere manier voel ik dat er een deel van het antwoord bij Bart ligt. Het vervelende is alleen dat er een stukje antwoord in beide richtingen te vinden is.

Soms bekruipt me het gevoel dat Bart de mechanistische visie onderschrijft. Ziehier een menselijk machientje dat kapot is gegaan. Weg is het goddelijke, weg de briljante creatieve geest, weg de vernunftige besturingsmechanismes waarmee we onze weg vinden door het leven.
En het bewustzijn? Dat is moeilijk te zeggen, bij iemand die nauwelijks communiceert. Soms hoop ik dat z'n bewustzijn op een heel laag niveau opereert, zodat hij zichzelf en z'n lot niet al te sterk ervaart.

Maar als ik naast hem sta en z'n hand even vastpak of over z'n bol aai, dan voel ik iets, dat hem onderscheidt van planten en dieren. Iets waardoor hij, hoe gemankeerd ook, bij ons hoort.

Misschien is het iets dat door mijzelf opgewekt wordt. Een emotie die opkomt door het besef dat hier een mens zit die kansen en mogelijkheden had, die van hem zijn afgepakt voor hij er iets mee kon gaan doen. Misschien gaat er niet iets van Bart uit, maar wordt er iets losgemaakt in mijzelf. Dan is hij in ieder geval degene die dat losmaakt en is dat een kwaliteit van zijn mens-zijn.

Ik ben in ieder geval blij dat ik hem ken en dat hij me aan het twijfelen houdt. Dat is zo veel leuker dan zeker weten. En ik hoop dat hij kan voelen dat er mensen zijn die van hem houden.

Buuf

Ik heb een paar weken geleden dan toch eindelijk het "Bed violen" van Jan Siebelink gelezen. God, wat een shitboek.

Ik kan er niet tegen, dat soort boeken waarin mensen zich vastdraaien in zelfgekozen -en misschien wel gekoesterde- ellende. In een grauw, uitzichtloos, ploeterend bestaan. Ik ga me beroerd en machteloos voelen, ik wil zo'n boek binnenstappen en de hoofdpersoon door elkaar schudden en tegen hem of haar zeggen: "En nu is het klaar met die onzin en ga je iets leuks doen met je leven, begrepen!". Maar ja, dat kan niet.

De vader van Jan Siebelink is gevlucht in het allerdiepste fanatieke gereformeerde geloof en daar gaat het hele boek over. Het is niet te geloven dat mensen zich zo'n geloof aandoen en daarin ook nog hun gezin meeslepen.

Gelukkig is er wat het gezin betreft nog hoop. Neem Jan Siebelink zelf. Dat is toch een succesvol schrijver geworden. En gisteren kwam ik mijn bovenbuurvrouw tegen op een borrel van mijn buurman. Dat kun je zo hebben in een flat. Nu bleek mijn bovenbuurvrouw uit zo'n Siebelink gezin afkomstig te zijn. Ze is een jaar of 25 en volgens mijn zoon ziet ze er "emo" uit. Dat is een soort milde vorm van punk, als ik het moet vertalen voor de dertigplussers. Voor veertigplussers: een beetje zoals de new wave van de jaren 80, maar dan met tattoos en piercings, uiteraard.

Bepaald geen Gristelijke look, zou je zeggen. Ze had er dan ook afscheid van genomen en vertelde hoe -met name haar moeder- eerst gezondheidsproblemen had geveinsd om de diensten te ontlopen en daarna gewoon gescheiden was. Buurvrouw is er dus goed doorheen gekomen. Nou ja, op één puntje na dan.

Als de bovenbuurvrouw een nieuw vriendje heeft (dat gebeurt gemiddeld toch wel eens per jaar), dan viert ze de liefde luidkeels. Soms met het slaapkamerraam zo ver open dat de vogels er stil van worden en er geen gesprek meer mogelijk is in de tuin. Liefst ook midden in de nacht, wat op mij ongeveer hetzelfde effect heeft als dat er iemand "Love Boat" staat te zingen naast mijn tent.

Ach, ik kan het me voorstellen: als je zo dicht langs de afgrond van de zwarte kerk bent gegaan, wil je het steeds weer opnieuw uitschreeuwen van plezier. En ze is van goede wil. Haar bed heeft ze inmiddels kraak- en piepvrij gemaakt, op mijn verzoek.

Nu zij zelf nog.

Vreemd

Tijdens één van de wandelingen die ik maakte met Onno (zo heet de logé) kwamen we terecht bij een benzinepomp. Gelukkig niet voor onze brandstof, want ik verbrand bruine boterhammen en Onno iets stinkends en doods -maar ongetwijfeld verrijkt met vitaminen en mineralen- uit een bakje.

Voor ons in de kassarij stond een meneer van allochtoonse komaf. Onno heeft nog de enthousiaste nieuwsgierigheid van de jeugd en begon te snuffen aan de broek van de meneer. Iets dat ik niet zo snel zou doen, maar voor honden is de neus het primaire zintuig. Ik bekeek de meneer, want ogen zijn mijn primaire zintuig en ik zag dat de meneer schichtig omkeer en een paar centimeter van Onno af bewoog. Onno ging ergens anders snuffen, maar even later weer aan de broek van de meneer, die midden in een pin-actie zat. De meneer draaide zich geërgerd om en vroeg of ik die hond bij me wilde houden. Natuurlijk voldeed ik aan dat verzoek, want ik ben iemand die iemand anders niet tot last wil zijn, zelfs niet met een hond van weer iemand anders.

De meneer vertrok. Onno was zich helemaal nergens van bewust, zeker niet wat hij had losgemaakt bij de kassabediener, die van autochtoonse afkomst was. Plat Utregs autochtoons. De strekking van de monoloog die ik te horen kreeg was ongeveer als volgt:
Kan het hondje niet even bijten, want dat was die klootzakken hun verdiende loon. Laatst in de lift ook, toen moest die hond er uit van zo'n kerel. Nou ik zei, ga jij er maar uit, die hond is hier langer dan jij. Ja, dat is toch zo?

Ik mompel dan iets over dat hij misschien bang is van honden, niet zo aan gewend. Terwijl ik eigenlijk zou moeten zeggen dat een beetje meer begrip en tolerantie zo hard nodig is in de maatschappij van vandaag. Zeker in Kanaleneiland, waar we ons op de rand van bevonden, in dat benzinestation.

Terugwandelend bedacht ik me dat als de kassabediener zou moeten kiezen tussen het leven van de hond of van zo'n allochtoonse meneer, dat het er slecht uit zou zien voor de meneer. Dat was geen geruststellende gedachte.

Logé

Ik heb dit weekend een logé. Hij vraagt weinig aandacht, hoor. Ik kan bijna gewoon doen alsof hij er niet is. Hij heeft z'n eigen bed meegebracht en z'n eigen eten en doet rustig z'n eigen dingetjes. Over twee nachtjes gaat hij weer, zo is het afgesproken.

Eigenlijk is het enige dat hij van me vraagt dat we een paar keer per dag samen gaan wandelen. Ach, het is niet mijn hobby, wandelingetjes, maar het is ook wel prettig om even uit je bezigheden van de dag te stappen en een rondje te lopen. Ik praat wat tegen hem, maar veel komt er niet terug.

Als kind wilde ik zooo graag een hond, maar het mocht nooit. Tot mijn zus een hond wilde, toen kwam er opeens eentje. Weliswaar een poedel, maar hij werdt niet poedelig geknipt dus het was een zwart bolletje haar met pootjes. Het grillige karakter van mijn zus zorgde ervoor dat de lol van het uitlaten er snel af was bij haar, dus had ik toch een hond. Via een omweg krijg je soms dingen waar je al helemaal niet meer op rekent.

Maar eigenlijk was het toch meer mijn moeder's hond. Van haar hield hij het meest, net zoals wij allemaal. Echte hondenkenners hebben daar allemaal verklaringen voor, over de pikorde in de roedel en de rol van het eten geven enzo, maar voor ons was het logisch. Hij is ook bij mijn moeder gebleven toen wij het huis uit gingen en ook toen ze naar Denemarken verhuisde.

Als je aan pubers gewend bent, is een hond trouwens een erg simpel wezen. Hij heeft een erg eenduidige gebruiksaanwijzing: blij als er eten wordt opgediend, uitzinnig blij als er gewandeld gaat worden, zonder zeuren naar bed als het licht in huis uitgaat. Terwijl dat toch midden in een film was, waar hij al een uur naar lag te kijken op de bank. Moet je eens met een puber proberen.